In de Zuidoostelijke hoek van de vroegere plantage Rif St. Marie ligt de Seru Largu met drie steile rotswanden. De Noordoostelijke rotswand kijkt uit over de saliña, de Oostelijke kijkt uit over de zee en de Zuiwestelijke rotswand is naar het land gericht. Het is die laatste rotswand, die we wilden gaan verkennen. Na binnenkomst bij Coral Estate reden we door tot de kleine parkeerplaats aan de voet van de Seru Lucia. Daarvandaan liepen we eerst over het pad, dat door de bewoners wordt gebruikt om de hond uit te laten en daarna gingen we het veld met Indigo planten in. Van die Indigoplanten is nauwelijks nog iets te herkennen, want alles is erg droog vanwege het einde van de regentijd.
Na een korte tijd bereikten we het grote rotsblok vóór de Seru Largu. Blijkbaar is dit grote blok afgebroken in het (verre) verleden. Hopelijk was er toen niemand in de buurt. Dit is een gebied, waar de indianen plachten te komen. We hebben daarvan enkele sporen gevonden in de vorm van Kiwa schelpen en delen van Karko schelpen, maar nergens in grote hoeveelheden.
Aan de voet van de Seru Largu begonnen we onze tocht naar boven. We hadden niet de bedoeling om helemaal bovenop deze berg te komen, wat ook nagenoeg onmogelijk zou zijn vanwege het vertikale bovenste gedeelte van de rotswand; we bleven dus op de zijkant van de rotswand. We waren voorbereid op bijen, maar gelukkig is het enige, dat we daarvan tegenkwamen, een verlaten nest. Ik heb ook enkele wespennesten gezien, maar ook die waren allemaal verlaten. Blijkbaar zijn de bewoners verhuisd naar een gebied met meer water in de buurt.
We ontdekten een kleine grot in de rotswand. Fred en ik besloten om binnen een kijkje te nemen. We konden binnen rechtop staan, maar de grot was niet erg diep. Aan het einde waren enkele mooie druipsteenformaties te vinden. Ook zitten er enkele vleermuizen in de grot.
Het weer verlaten van de grot bleek moeilijker te zijn dan het binnenkomen. Beiden moesten we onze rugzakken overhandigen aan degenen, die buiten gebleven waren. Fred kreeg vervolgens steun om veilig weer naar buiten te klimmen en ik ging door een smalle opening een stukje verderop, waar ik iets gemakkelijker naar beneden kon.
Er waren enkele gedeeltes op de route waar we onder of tussen afgebroken rotsblokken door moesten lopen. Op een gegeven moment zei Fred dat we op basis van het aantal afgebroken rotsen en de ouderdom ervan in staat zouden moeten zijn om uit te rekenen hoe groot de kans was dat er op het moment dat wij er waren een rotsblok naar beneden zou komen. We hebben dat maar niet berekend, maar duidelijk is dat je hier beter niet kunt zijn bij een aardbeving.
Toen we onze weg terug aan het plannen waren, zag ik dat Kadaster op de kaart van 1993 een put had aangegeven min of meer op de kortste route naar het pad, dat we in het begin hadden genomen. We besloten dus om daarnaar op zoek te gaan. De kaart was niet erg nauwkeurig wat de markering betrof en de begroeiing werkte ook niet echt mee, maar uiteindelijk vonden we de put wel. Eerst vonden we de houten toren, die op de put heeft gestaan en daarna de put zelf. De randen van de vierkante put zijn gemaakt van cement gemengd met vingerkoraal. Dat geeft een indicatie van de ouderdom van de put, want dit bouwmateriaal werd voor het eerst gebruikt kort nadat de Shell op Curaçao is gekomen in 1915.
De put was diep en er stond nog water in. Het water stond niet zo hoog en dat laat zien dat we een tamelijk droog regenseizoen hebben gehad.
Dicthbij vond Dirk een aarden dam met daarbovenop een Kadaster meetpunt met de aanduiding VH 1506. Het zag er anders uit dan de meetpunten, die we normaal vinden. Dit was minder hoog en ook de manier waarop de letters erop stonden was anders dan normaal.
Al met al een hele mooie wandeling door een gevarieerd landschap en aan het eind nog enkele archeologische vondsten.
Er kunnen geen rechten worden ontleend aan dit verslag.