Daaibooi 20160204 022 smallOp donderdag 4 februari 2016 verzamelden de speurneuzen zich om 8 uur 's morgens bij Daaibooi baai. Niet om er te gaan zwemmen, maar om een zoektocht te beginnen naar nissen in de bovenste rand van de Seru Kabritu. Carel kon er deze keer niet bij zijn, maar hij had wel een speciale opdracht voor ons, namelijk uitkijken naar de zeldzame Pilocarpus goudotianus, lokale naam Palu kayente. We hadden dus twee doelen voor deze tocht, het zoeken naar nissen en het zoeken naar een "hete boom" (vertaling van Palu kayente).
Tijdens deze tocht hadden we dezelfde twee gasten als gedurende de tocht van de vorige week, Winnie en Frits.

We begonnen onze tocht aan de zuidzijde van de baai, waar een steil pad leidt naar de ruïne van het fort, dat hier in het verleden is gebouwd om deze baai te beschermen. Het enige dat nu nog over is van dit fort zijn funderingen, zichtbaar als een rechte lijn van kalkstenen, de onderkant van een flinke vlaggemast en een munitiebunker.
Vanaf het fort liepen we verder langs de kust totdat we een stapelmuur bereikten. Daar gingen we overheen en daarna gingen we het binnenland in in de richting van de heuvel in de verte.

We beklommen de eerste klip en gingen verder naar de tweede kliprand. Deze zijn duidelijk zichtbaar op de Kadasterkaart van 1993 en minder duidelijk op de Werbata kaart. Het is in de tweede kliprand, dat we hoopten nissen aan te treffen. Elk van deze klipranden heeft in het verleden gedurende een periode op zeeniveau gelegen en door het voortdurend tegen de klip slaan van de golven kunnen brandingsnissen zijn ontstaan. Deze nissen of kleine grotten kunnen door de indianen zijn gebruikt als tijdelijke schuilplaats gedurende hun tochten over het eiland.

Onze gasten vonden deze tocht uitdagender dan die van vorige week, of, zoals zij het uitdrukten, de tocht van vorige week was een goede oefening voor deze tocht. Belangrijkste verschil is dat we in deze tocht moeten klimmen. En er is altijd een kans op een ontmoeting met bijen als we onze neus in nissen willen steken. En dat bleek ook nu waar te zijn. Op een gegeven moment werd François aangevallen en gestoken. We konden het nest hoger op in de kliprand zien. De bijen hadden dus blijkbaar wel een bruikbare nis gevonden. We verhoogden ons tempo om uit de buurt te komen. Gelukkig waren deze bijen niet echt agressief. Een beetje spuiten met Baygon hielp ook om ze op afstand te houden. Dit was onze enige ontmoeting met bijen gedurende deze tocht.

We gingen verder in de richting van de baai langs de onderkant van de bovenste kliprand, maar vonden eigenlijk geen nissen. Fred onderzocht een hele kleine nis en we namen onze pauze in een grotere, maar zeer ondiepe nis. Dat was alles wat we vonden.

En tot dat moment waren we ook nog niet erg succesvol met onze tweede opdracht, We hadden wel wat verdachte planten gezien, maar toch iedere keer geconstateerd dat dat niet de plant was, die we zochten.
Toen we het einde van de kliprand bereikten, zag Fred een stapelmuur bovenop de klip. Fred, Hetty en ik besloten om die aan een nader onderzoek te onderwerpen, terwijl de overigen aan de afdaling begonnen richting de baai.
De stapelmuur was gebouwd precies op de rand van de klip en volgde die kliprand over een zekere afstand. Toen we het einde van deze muur bereikten, gingen we wat verder het binnenland in. En het was daar dat ik de Pilocarpus goudotianus vond, of in ieder geval een plant, die erop leek. Ik riep Fred en ook hij stelde vast dat dit waarschijnlijk de betreffende plant was. HIj maakte er een foto van met zijn smartphone en stuurde die naar Carel, zonder daarbij de plant te benoemen. En voordat we terug waren bij de baai kregen we van Carel de bevestiging dat dit inderdaad de Pilocarpus goudotianus is; voor de zekerheid had hij de foto doorgestuurd naar André van Proosdij en André bevestigde dat dit inderdaad de plant is waar we naar op zoek waren,

Na deze vondst begonnen Fred, Hetty en ik ook aan onze afdaling terug naar de baai. Op het bovenste plateau vonden we nog diverse andere exemplaren van de Palu kayente.  Blijkbaar heeft deze plant een bepaalde ondergrond nodig, maar ook een bepaalde hoogte, want verder naar beneden vonden we geen exemplaren meer, zelfs niet nu we wisten waar we naar moesten uitkijken.

Daarmee kwam er een einde aan de tocht van deze week.